In aflevering drie heb ik eigenlijk de beschrijving van de geschiedenis van het kerkgebouw al voltooid. U kon lezen hoe de kerk er in 1840 uitzag en hoe hij er nu bijstaat: veel is veranderd, maar het oorspronkelijke gebouw is nog heel goed herkenbaar. Deze keer wil ik daarom volstaan met het noemen van een aantal gebeurtenissen en personen die in en rond dat gebouw een rol van betekenis gespeeld hebben. Verre van volledig natuurlijk en ook een persoonlijke keuze: ik kwam het tegen en wat ik interessant vond schrijf ik voor u op.
- Om te beginnen even terug naar de verre voorgeschiedenis zoals beschreven in aflevering 1. Ik schreef dat na het beelden- stormpje in 1571 de reformatie voet aan wal zette in onze omgeving. Naderhand las ik een stuk van de gereformeerde synode van Groote-broeck in 1574. Daarin staat een hoofdstuk PAPEN met als ondertitel Hoe te handelen met de overgebleven Papen in ’t begin der reformatie. Ook de pastoor in Huisduinen wordt daarin genoemd. In hoofdstuk 5 wordt aan de baljuw opgedragen om ”De paap op Huijsduinen zijn dienst te verbieden”. Een bewijs dus dat in het jaar 1574 de katholieke gemeenschap nog ”gewoon” bestond.
- Bouwpastoor Joannes van Gent zou al in 1841 Den Helder verlaten om als pastoor en deken te gaan werken in Alkmaar. Hij was betrokken bij de bouw van de H. Laurentiuskerk aan het Verdronkenoord. U ziet hem in die kerk afgebeeld op de 12de statie van de kruisweg, helemaal links in toga. Na hem is de huidige pastoor Ivan Garcia Ferman de zeventiende in de rij van zijn opvolgers. De meest markante tot nu toe lijkt me Walterus Huyg. Zeer lang – van 1887 tot 1923- diende hij de parochie met optimisme en grote onbaatzuchtigheid. Een medaillon (bovenaan de trap naar het koor) met de afbeelding van de H. Walterus, (een Engelse heilige (†1100) met de voornaam van de pastoor) herinnert ons aan hem.
- Na de bouw van de Petrus en Pauluskerk in 1840 nam het aantal parochianen sterk toe, omdat steeds meer mensen zich vestigden in het havengebied. Daarom kon al na dertig jaar gedacht worden aan een tweede kerk. In 1874 deed zich een unieke kans voor om dit te realiseren, toen de familie Janzen een geschikt stuk grond in deze nieuwe wijk te koop aanbood tegen een lage prijs, maar met als voorwaarde: “dat de koopers zich verbinden gezegde grond niet anders te bezigen dan het daarop stichten van eene Rooms Catholieke Kerk met aanhooren van dien en dit kerkgebouw zoodanig te plaatsen, dat het hart van die kerk ééne regte lijn zal vormen met de Nieuwstraat, terwijl de gevel der kerk naar genoemde straat gericht zal staan”. Zo kwam dus de O.L.V.O.O. kerk tot stand in de Jan in ’t Veltstraat met de gevel naar de Nieuwstraat. De kerk had de status van een hulpkerk. Pas in 1917 werden kerk en gemeenschap een zelfstandige parochie met als eerste pastoor P.J. van Beuzekom. Het gebouw bestaat nog steeds – met de beeldbepalende gevel richting Nieuwstraat- maar sinds 1990 is het geen kerk meer.
- Tussen 1860-1870 trokken meer dan 13.000 zogeheten zoeaven, vooral uit Europa, op verzoek van de paus naar Rome om als vrijwilligers te dienen in zijn leger. Meer dan drieduizend van hen kwamen uit Nederland. Onder hen waren ook zes mannen die afkomstig waren uit Den Helder. Paus met een leger en een grondgebied?! Voor ons onvoorstelbaar, maar daarom juist interessant. Tot 1870 was de paus de wereldlijke vorst van Rome en omgeving en hij had ook een eigen leger. Vooral in de tweede helft van de jaren 1860-1870 riep de paus katholieke jongemannen uit omringende landen op om hem bij te staan zijn grondgebied te verdedigen. De vrijwilligers waren vaak nauwelijks geoefend. Ze waren vooral belast met patrouilleren, politietaken en verzorging van zieken en gewonden. Af en toe waren ze betrokken bij echte veldslagen zoals de slag bij Mentana. In 1870 werd de paus gedwongen Rome over te geven aan het Italiaanse leger. Zo kwam de Italiaanse eenwording tot stand met Rome als hoofdstad. De paus verloor zijn wereldlijke macht.
Via Oudenbosch en Antwerpen trokken de Nederlandse zoeaven* naar Rome. In het archief van de parochie heb ik er weinig over gevonden, maar er waren ook zeven Helderse mannen van wie ik de namen kreeg van het Zoeavenmuseum in Oudenbosch: B. Bösensel, Henricus Broers, Willebrord Leewens, Petrus Louwerier, Andreas Rooze, Willem Koenen en Gijsbertus van Ophem. Vooral deze laatste, geboren in Alkmaar maar later woonachtig in Den Helder, is bekend geworden om zijn bijzondere inzet voor de cholerapatiënten in Albano, totdat hij op 15 augustus 1867 zelf aan deze ziekte stierf. Hij werd daar ook begraven. Een gedenksteen in de muur van het oude kerkhof naast de kerk houdt hem in onze herinnering. Zonder twijfel zullen ook de andere zoeaven na hun terugkeer in onze kerk als moedige mensen geëerd zijn in de Petrus en Pauluskerk.
Als herinnering aan hun deelname in het leger van de paus werden later opvoeringen gehouden door een groep jongemannen , gestoken in zoeaven-uniform. We kunnen ons maar moeilijk voorstellen hoe de katholieken in die tijd het verlies van het pauselijk grondgebied beleefd hebben.
- Tijdens de eerste wereldoorlog (1914-1918) moet het wel heel druk geweest zijn in de Petrus en Pauluskerk en de O.L.V.O.O. Nederland was weliswaar neutraal en niet direct bij de oorlog betrokken, maar de mobilisatie bracht duizenden soldaten van de landmacht naar Den Helder. Ik had er graag over gelezen in de parochiestukken, maar ik vond nauwelijks iets. Extra jammer omdat een van die soldaten mijn vader was. Momenteel is aan boord van museumschip Schorpioen een tentoonstelling ingericht over deze periode: In Staat Van Beleg. Den Helder 1914-1919. Ook hier is echter weinig te zien van het leven van de soldaten. De beeldcultuur moest nog tot ontwikkeling komen.
- Den Helder werd in de tweede wereldoorlog (1940-1945) zwaar getroffen zoals de meesten van u wel weten, sommigen ook uit eigen ervaring. In die tijd was Adrianus Koopman pastoor van de Petrus en Pauluskerk (1930-1944). Hij leefde intens mee met het wel en wee van de slachtoffers van de talloze bombardementen. Gelukkig voor ons schreef hij in het Liber Memorialis (een soort pastoraal dagboek) veel op over al het oorlogsleed. Stukjes in kranten werden uitgeknipt en met zorg in het boek geplakt. Op 22 juni 1941 schreef hij:” Vandaag vond het 81ste bombardement plaats op Den Helder”.
Elders is veel te lezen over deze droevige en angstige tijd. Daarom beperk ik me tot een paar dingen die rechtstreeks met de kerk te maken hadden.
De viering van het honderdjarig bestaan van de kerk op 6 oktober 1940 werd uitgesteld, maar gezien de lange duur van de oorlog kwam het er niet meer van.
Een goed voorbeeld van hoe de oorlogsomstandigheden en het dagelijks leven door elkaar liepen, trof ik aan in de vieringen van de eerste H. Mis van de broers J. en N. Lengers op zondag 3 augustus 1941. Enkele dagen eerder waren zij tot priester gewijd. Hun ouders woonden in de Koningdwarsstraat, maar de broers konden niet bij hun ouders overnachten, omdat zij geëvacueerd waren naar Oudesluis. Op de vroege zondagochtend zal men eerst het materiaal verwijderd hebben, waarmee de kerk ’s avonds en ’s nachts op bevel van de bezetters sinds 15 december 1940 verduisterd moest zijn. Er was toen zelfs een collecte gehouden om het materiaal te kunnen aanschaffen! Om 10 uur deed de oudste van de twee broers, Johannes, zijn eerste plechtige H. Mis, zoals dat toen genoemd werd. Na het evangelie werd er eerst een brief voorgelezen van de gezamenlijke Nederlandse bisschoppen. Hierin protesteerden zij tegen het onrecht dat de bezetters de katholieken hadden aangedaan met de opheffing van het R.-K. Werkliedenverbond. Daarna volgde de feestpredikatie. Na deze plechtigheid was de jongere broer aan de beurt om zijn eerste Mis te doen, zij het zonder zang. Opnieuw werd na het evangelie de brief van de bisschoppen voorgelezen met hun protest tegen de bezetter. ’s Middags was er een receptie en om 16.30 uur een plechtig Danklof. Daarna werd er feest gevierd in de pastorie. Een mooi voorbeeld hoe feest en dankbaarheid midden in de oorlog toch overeind bleven.
Vanaf 1942 werd er op de eerste zondag van de maand in de kerk om 10.45 uur een H. Mis gehouden voor de Duitse militairen met aalmoezenier Pieper uit Münster als voorganger. Vanaf augustus van dat jaar verboden de bezetters de Nederlanders om hieraan deel te nemen.
Begin 1944 moest de pastorie ontruimd worden; het gebouw werd bezet door Duitse militairen en deed dienst als postkantoor.
Moegestreden en ziek overleed op 23 september 1944 pastoor Adrianus Koopman in Haarlem. Het zou maanden duren voordat sommige parochianen weet kregen van zijn overlijden. In september 1945 werden zijn stoffelijke resten alsnog bijgezet in het priestergraf op het St. Jozefkerkhof aan de Jan Verfailleweg. Het is het priestergraf waaraan wij op 2 juni jl. ook het lichaam van pastor Frans Kuttschrütter hebben toevertrouwd.
Slot
Met hem zijn we in het heden aangekomen. Na de tweede wereldoorlog is er natuurlijk nog heel veel gebeurd in en rond de kerk. U las er eerder over. Na de wederopbouw van de stad zouden de grote uitbreidingen komen: Nieuw Den Helder met de Nicolaaskerk, De Schooten met de oecumenische Vredeskerk en Julianadorp dat zijn Willibrordkerk gebouwd zag worden. Maar ook daarin is intussen alweer veel veranderd. Beschrijving van dat alles vraagt meer dan wat de bedoeling is rond het 175- jarig bestaan van het kerkgebouw Petrus en Paulus.
Was er ooit een ‘gouden eeuw van het geloof’, vraagt Tomás Halík zich af in zijn boek Geduld met God, een boek dat ik onlangs besprak met oud-collega’s. Op blz. 109 schrijft hij: ”Ook die vroegere tijd was niet vrij van spanningen. Vele onvolmaaktheden, conflicten en problemen van het verleden worden zomaar geschrapt in onze romantische fantasieën van een ’gouden eeuw van het geloof’. Waarschijnlijk heeft een ’gouden eeuw van het geloof’ nooit bestaan- iedere dag, iedere tijd, iedere cultuur heeft zijn eigen zorgen, problemen en schaduwen”.
Ik hoop dat u in deze geest deze vier verhalen over de geschiedenis van de Petrus en Pauluskerk gelezen heeft. Dank u wel voor uw aandacht.
Jan van Diepen, emeritus pastor
* In 2006 schreef Sjaak Schraag uit Den Burg een alleraardigst boekje over de zoeaven: Texelaars in het leger van de paus. Het reisverslag van Cornelis Witte, zoeaaf van 1866-1868. In kort bestek leest u iets over de historische context, terwijl de betrokken zoeaaf, afkomstig van Texel en overgrootvader van de schrijver, levendig vertelt over wat hij zoal meemaakte. (Voor € 5,00 kunt u via mij dit boekje kopen.)
In Oudenbosch, Markt 31, staat een museum dat het doen en laten van de zoeaven mooi in beeld brengt. www.zouavenmuseum.nl tel. 0165 31 34 48