Uitgesproken tijdens de eucharistieviering op de eerste zondag van de Advent, 1 december 2019 in de Petrus en Pauluskerk te Den Helder.
Beste mede-parochianen,
U hoorde het al bij de gebedsintenties: pastor Nico de Gooijer is afgelopen woensdag overleden, 89 jaar oud. Hij heeft daarmee de bijbelse leeftijd van de zeer, zeer sterken bereikt. Dit was hij 60 jaar priester in ons bisdom.
Vandaag precies 30 jaar geleden, op 1 december 1989, kreeg Den Helder een nieuwe pastoor: Nico de Gooijer werd pastoor van de Nicolaas, de OLVOO en de PP.
Hij kwam uit een sjieke, rijke parochie, Blaricum in het lommerrijke Gooi, naar het bepaald niet rijke en wat kale, stenige Den Helder. Geen gemakkelijke verandering voor hem.
Ook voor mijzelf veranderde er toen ook veel, want ik werd op dezelfde dag coördinator van het pastorale team van Den Helder-Julianadorp en van het bestuur van het dekenaat, met de opdracht om te werken aan de samenwerking. Binnen het pastorale team heb ik zes jaar intensief met pastor Nico mogen werken en ook bijna met hem samengewóónd, want onze pastorie was zíjn huis en míjn werkplek. En Nico heeft die werkplek altijd iets gezelligs en huiselijks gegeven.
Nico de Gooijer was hier uiteraard benoemd als pastoor, met twee o’s, dat kan nu eenmaal niet anders volgens het kerkelijk recht, maar hij was een pastor met één o: een herder in de meest letterlijke zin: hij was er niet voor gebouwen, niet voor besturen, al helemaal niet voor geldzaken, niet voor organisaties, niet voor structuren, of voor kerkrechtelijke fijnslijperij; hij wist heel goed dat ze allemaal nodig zijn, en zou zich er altijd positief voor inzetten, maar hij was er op de eerste plaats voor mensen.
En wel voor álle mensen: hij kon zich heel charmant en oprecht belangstellend bewegen in de kringen van mensen die het voor het zeggen hadden en die het goed hadden, want hij kon in zijn wijsheid ook hen pastoraal ondersteunen.
Maar zijn hart lag bij de mensen die, op wat voor manier ook, in de verdrukking of de misère zaten. Zijn hart klopte voor de vluchtelingen van overal vandaan, bij mensen die verslaafd waren. Nico nam het op voor de mensen, waarvan iedereen zei ‘dat ze het toch vooral aan zichzelf te danken hadden’.
Nico was er in zijn eigen woorden: voor het ‘wrakhout van de samenleving, dat bij ons aan komt drijven’.
Niet oordelen, een hand toesteken, zei hij en dééd hij. En als het nodig is: een plek bieden in je huis. Ook al betekende dit dat je ’s morgens soms over hun roes uitslapende gasten heen moest stappen.
Nico was er óók voor ‘gewone’ mensen, gemiddelde parochianen zoals u en ik, vooral in verdriet en verlies.
Of dat nu ging om het overlijden van een ouder, een kind of een partner, of soms allebei; bij ernstige ziekte of om de onmacht bij een stukgelopen relatie; of om verdriet en boosheid om het sluiten van je dierbare kerkgebouw. Nico nam tijd voor je, luisterde goed, begreep veel en probeerde je met zijn oprechte hartelijkheid weer een beetje op de rails te krijgen. Ik weet zeker dat er hier vandaag, na dertig jaar, veel mensen zijn die dat kunnen beamen.
Hoe redde hij dat toch? Het klinkt bijna bovenmenselijk…. Het is heel simpel: Nico de Gooijer was inderdaad een hoogbegaafd man. Hij kon toe met een paar uurtjes slaap, was een snelle denker en een snelle lezer, met een ijzeren geheugen voor mensen en feiten, en hij doorzag razendsnel situaties, met zijn verstand én met zijn hart.
Daarnaast had hij de gave van het woord. Zijn taal-talent was groot: hij sprak goed Duits, Frans en Italiaans, leerde binnen een half jaar Papiamento, want hij wilde met onze Antillianen medeparochianen kunnen praten in hun moedertaal.
Nico was ook een heldere, bij-de-tijdse theoloog en een uitstekend predikant, die in staat was in zijn overwegingen mensen te ráken met originele, sprekende vergelijkingen, die theologisch zeer goed onderbouwd waren en altijd begrijpelijk voor álle mensen die hij toesprak.
Nico kon alle verdriet en ellende van mensen en situaties áán omdat hij veel humor had. Misschien was dat wel de eigenschap die míj het meest dierbaar was. Hij kon veel relativeren met een ondeugende opmerking, of met een glimlach vol lichte spot – en daar hoorde zeker óók zelfspot bij. Boosheid over echte misstanden of onrecht in en buiten de kerk kon hij omzetten in een stevige ironische opmerking, of een wat cynische grap, die de veroorzakers of verantwoordelijken echt op hun plaats kon zetten.
Over In Memoriams als deze zou hij zelf zeggen: ‘Als je dood bent krijg je van die wasmachinetoespraken: je bent net ‘n AEG, want je liet ze nóóit in de steek, of nog erger: ‘n MIELE: was er géén betere!’
Beste mensen, voor het goede evenwicht kan ik er daarom uit eigen ervaring aan toevoegen:
Nico was óók een ongelofelijke rommelkont, kwam altijd pas op het nippertje binnen voor de vieringen, zag er in zijn sjofele kleren soms weinig representatief uit, viel soms in slaap bij bestuursvergaderingen, ‘vergat’ belangrijke afspraken die hij niet belangrijk vond. En daarmee is hij in deze herinneringswoorden weer gewoon geland onder de gewone, menselijke mensen.
Nico was een hartelijk mens en een echte pastor. Een herder. Hij was er niet in geïnteresseerd een grote kudde te krijgen of een volgzame. Hij was herder door oog te hebben voor die ene losloper, of die andere met veel pijn, of dat bijzondere schaap, dat hij soms niet begreep, maar wel waardeerde en nooit veroordeelde.
Hij heeft zijn rust verdiend, en kijkt uit de hemel op ons neer en zegt met een spottend lachje:
‘Zei ik het niet..? Tóch een MIELE-toespraak…!’ Je hebt wéér gelijk, Nico..
Pastor Nico de Gooijer: wij denken aan hem terug met een hartelijke glimlach.
Mooier kan een mens niet krijgen.
Paul Sanders