Elk jaar viert de Kerk op 15 Augustus het hoogfeest van Maria Ten hemelopneming. Hiermee wordt herdacht dat Maria na haar dood met ziel en lichaam door God in de hemel werd opgenomen. Het feest ontstond in het oosten en werd in de 7e eeuw door Rome overgenomen. In Zuid-Limburg wordt op het feest van Maria ten Hemelopneming op vele plaatsen een kruidenbundel gezegend. (De Slevrouwe/Sterre-der-Zee in Maastricht zit vandaag helemaal vol. red.) De zegening van de kruidenbossen is een voorbeeld van een voorchristelijk gebruik dat door de Kerk is overgenomen en gekerstend.
Volgens een oud-Christelijke legende was bij de begrafenis van Maria de apostel Thomas afwezig. Omdat hij te laat arriveerde en niet kon geloven dat Maria dood zou zijn, werd op zijn verzoek haar graf geopend. Het graf bleek leeg te zijn. Maria was ten hemel opgenomen. Op de plaats waar zij gelegen had, lagen nu geurende kruiden. Die kruiden droegen de geur met zich mee van een nieuwe wereld, van een stukje hemel op aarde; waar mensen genezen worden van de pijn die het leven soms kan doen. Zo geloofde Maria in Gods trouw, in de kracht van rechtvaardigheid en liefde. En die trouw herinnert ook het gebruik van de zegening van de kruiden.
Het kruidenboeket hoort samengesteld te zijn uit zeven verschillende kruiden, bloemen en korenaren: twee graansoorten (tarwe en rogge), twee kruiden met geneeskrachtige werking (duizendblad en boerenwormkruid) en twee kruiden die het onweer kunnen weren (alsem of bijvoet en koninginnnekruid, ook wel donder– of leverkruid genoemd). In sommige plaatsen bestaat het gebruik om wilgenroosjes en huislook in het boeket op te nemen. Het zevende kruid is het walnotenblad. Het hoort in ieder geval niet te ontbreken. Dit blad is samengesteld uit zeven blaadjes. Beweerd wordt dat de bliksem nooit in een notenboom inslaat.
Dat het om zeven kruiden gaat, heeft ook een betekenis. Zeven staat symbool voor “volheid“. Het kruidenboeket wordt in de Kerk gezegend en beschermt volgens de traditie tegen allerlei soorten onheil. De boeketten werden vroeger samengebonden met een lint van zeven el lang en opgehangen boven huis- en staldeuren. Bij onheil werden er een paar takjes van in het haardvuur geworpen. De geur van dat boeket is een verwijzing naar het goede dat God ons belooft. Kroedwusj wil ons beschermen tegen onheil en bliksem, ook werd het van oudsher gebruikt ter genezing van wonden en voor een goede oogst.
(Bron: www.gemmakapel.nl)